Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij dan riep tot den HEERE; en de HEERE wees hem een hout, dat wierp hij in dat water; [35]toen werd het water zoet. Aldaar stelde [36]Hij [37]het [volk] een inzetting en recht, en aldaar verzocht Hij hetzelve, 35. Dit water is zoet geworden tot den dienst en het gebruik der Israelieten, voor een tijdlang, maar het is niet altijd zo gebleven, gelijk blijkt uit Plin. lib.6, natur. hist. c.29, die te zijner tijd melding maakt van deze bittere wateren. Zie 2 Kon.2:21. 36. Te weten, God. 37. Te weten, het volk van Israel.